Samir Mahmoud: Van vrijwilliger naar betaalde kracht

Hij kent iedereen en iedereen kent hem. Dat gevoel krijg je als je eventjes achter Samir aanloopt. Een begroeting, een lach, handen tegen elkaar als groet in de wandelgang, het is alsof hij al jarenlang thuis is in Ravenswaard.

Wonderlijk wordt het als je hoort dat hij nog maar vier jaar geleden de oorlog ontvluchtte in zijn geboorteland Syrië. Samir Mahmoud koos ervoor zijn vrouw en kinderen in veiligheid te brengen. Geweld, onderdrukking, verwoesting en angst – Samir wenste een betere toekomst voor zijn gezin. En zo vertrok hij met zijn vrouw Mona, hun dochter Seba van acht en hun zoontjes Belal en Omer van zes en drie met wat schaarse bezittingen op een onzekere reis.

Eerst op een boot, daarna met de bus. Hun vlucht eindigde in Nederland. Na Amsterdam en asielzoekerscentrum Ter Apel werden ze her en der ondergebracht: drie maanden in Venlo, drie maanden in Zwolle… telkens opnieuw pakten ze hun boeltje bij elkaar. Maar als je denkt dat Samir daar moedeloos van werd, nee hoor, hij bleef vertrouwen op een goede afloop dankzij zijn geloof én zijn optimisme.

Blij

‘Ik ben hier echte blij’, zegt hij. Het ‘echte’ klinkt zo warm, alsof het nóg blijer is dan gewoon ‘echt’. Samir doelt op zijn werk in Sonneburgh Ravenswaard, maar al pratend geldt dit ook voor zijn nieuwe thuisstad Rotterdam. In Syrië was hij metselaar, met twaalf jaar ervaring in de bouw, vertelt hij. Met zijn uitspraak ‘Ik werk alles’ openbaren zich niet alleen zijn talrijke kwaliteiten, maar ook zijn tomeloze werklust.

Activiteitenbegeleidster Gonda Noordhoek vertelt hoe zij benaderd werd door een coach van Stichting Nieuw Thuis Rotterdam. Geïnitieerd door Stichting De Verre Bergen – opgericht door achterneven van Willem van der Vorm, de man die in de jaren vijftig de grond en opstallen aan Sonneburgh op de Groene Kruisweg schonk – biedt SNTR een intensief programma voor een snellere integratie van statushouders in de Nederlandse samenleving.

‘Ik wilde natuurlijk wel het nodige van hem weten’, zegt Gonda. ‘In de proefperiode van zes weken kwam Samir trouw, had snel een klik met de medewerkers en de bewoners en hij wilde dolgraag de taal beter leren.’

Contract

‘Niet alleen wij werden opgenomen in het SNTR-traject’, vertelt Samir. ‘200 families worden begeleid. Ze hebben mij erg geholpen en Roos, mijn coach, komt één keer per maand naar ons toe. Ik heb steeds gezegd: thuiszitten is niets voor mij, ik wil werken. Acht maanden werkte ik als vrijwilliger in Ravenswaard, daarna kreeg ik een contract. Dat is nu een jaar geleden en het wordt verlengd’, zegt hij glunderend.

Wat doe je voor werk, Samir?

‘Alles. Schoonmaken, technische klusjes, afwassen in de keuken, bedienen in het restaurant, ik doe alles. Ik help alle mensen.’ Met een glimlach, zo zien we. ‘Ja, want een glimlach is gezond.’

Het voelt goed in Ravenswaard?

‘O zeker! Ik heb het naar mijn zin. De oudere mensen zijn heel gezellig en de collega’s erg aardig. Zij helpen mij altijd. Ja, ik heb beste collega’s!’

Voorzichtig vragen we naar zijn familie.

‘Al mijn familie is in Syrië. Alleen één tante woont in Limburg. Mijn vader en mijn moeder, mijn drie zussen en drie broers, zij zijn blij voor mij, maar zij missen mij. Wij zijn erge familiemensen.’

En hij mist hén. De gedachte aan zijn familie, zo onoverkomelijk ver weg, maakt Samirs ogen vochtig. Snel begint hij weer over het werk. Wat is jouw woordenschat groot, Samir!

‘Ik ben anderhalf jaar naar school geweest om de Nederlandse taal te leren. Ik heb veel geleerd, maar ik weet inmiddels: het meest leer je onder de mensen. De taal is moeilijk, de grammatica is moeilijk. Zelfs Nederlandse mensen vinden de grammatica moeilijk.’

Hij lacht weer, gelukkig.

‘Mijn kinderen praten heel goed Nederlands. Ze zijn slim. Seba zit in groep 8, ze gaat volgend jaar naar de middelbare school. Ze weet al wat ze worden wil: apotheker. De kinderen gaan graag naar school, alle drie. Ze hebben veel vriendjes en ze fietsen en voetballen. Ze zijn blij.’

Zelf fietst Samir in tien minuten van zijn huis in Lombardijen naar Ravenswaard. Handenwrijvend om aan het werk te gaan, iedere ochtend opnieuw. ‘Ik heb er zin in!’

‘Samir is begin november Nederlander geworden. Hij is een onwijs hardwerkende collega die altijd voor iedereen klaar staat. Soms gaat-ie weleens té hard.’ Trots klinkt door in Gonda’s woorden. ‘Wil je je jas ophangen, Samir neemt ‘m van je over. Ziet hij je sjouwen met een kist, je raadt het al… We zijn een goeie vrijwilliger kwijtgeraakt, maar een gave collega rijker!’

 

 

 

7